Oorlog en Vrede

Categories: Algemeen,Diaconie,Overzicht,Speciale diensten

Download hier het Kerstverhaal: Oorlog en Vrede: kerstverhaal-oorlog-en-vrede (PDF-document)

 

 

Oorlog en Vrede

een Kerstverhaal

1. In Amsterdam

Het is eind november 1944. De winter heeft toegeslagen in Nederland en het is koud, ontzettend koud.
Het is nu al meer dan vier jaar geleden dat de Duitsers ons arme landje zijn binnengevallen.
In het begin hadden de mensen nog niet zo veel last van de “moffen” zoals de Duitsers al gauw werden genoemd.
Maar hoe langer de oorlog duurt, hoe erger het wordt voor de arme bevolking.
Er is bijna geen eten meer. Vooral in de grote steden sterven dagelijks veel mensen van honger, kou en ellende.

Sara zit in haar dunne, tot op de draad versleten jas , vlak voor het kleine kacheltje dat heel zuinigjes brandt. Het joodse gezin, bestaande uit vader en moeder , Sara en haar kleine broertje Daniël, woont op een kleine zolderetage in hartje Amsterdam.
Brandstof is er bijna niet meer. Soms gaat Sara met haar kleine broertje de stad in om nog wat brandbaars te vinden.
Maar meer dan eens komen ze weer thuis met lege, maar ijskoude handen, die ze vaak niet eens kunnen warmen aan het kleine kacheltje.
Daar komt nog bij dat de Duitsers het hebben voorzien op de Joden. Sara’s gezin is ook joods, en de angst om opgepakt te worden wordt steeds groter Dagelijks zijn er razzia’s en worden mensen met treinladingen vol weggevoerd.
Niemand weet waar naartoe, maar de geruchten gaan dat al die mensen nooit meer terug zullen komen.

Gisteren viel er een brief bij Sara thuis op de deurmat, met de opdracht dat het gezin zich morgenvroeg om zeven uur moet melden op het Centraal Station.
Per persoon mogen ze alleen maar een kleine tas met wat kleren en wat te eten meenemen.
Wat gaat er allemaal gebeuren ? Sara is misselijk van angst.
Nu zit Sara’s vader zit aan de tafel in het achterkamertje met een deftige mijnheer te praten, of nee , beter gezegd, ze fluisteren .
Sara kan niet verstaan wat er wordt gezegd, maar dat er ernstige dingen worden besproken is wel duidelijk.

2. Op reis

Als vader de mijnheer even later uitlaat, staan ze nog een hele tijd in het halletje met elkaar te praten, en als hij terugkomt in de kamer ziet Sara
dat er tranen in zijn ogen staan.

Vader vertelt dat er een mogelijkheid is om aan de Duitsers te ontsnappen.
De deftige mijnheer heeft gezorgd voor een onderduikadres voor vader, moeder, Sara en de kleine Daniël.
Maar…….. zegt vader erbij, er is voorlopig geen plek voor alle vier en daarom is besloten dat Sara alvast vooruit zal reizen naar de eindbestemming en dat vader, moeder en de kleine Daniël de eerste weken door een andere familie zullen worden opgevangen.
Wel gaan ze allemaal naar het verre Friesland. Sara is nog nooit zo ver van huis geweest.
Daar in Friesland zijn nog mensen die ,met gevaar voor hun eigen leven, onderduikers in hun huis willen opnemen.

Vader vertelt dat ze vannacht om half vier klaar moeten staan. Ze gaan dan lopend naar de haven, naar de Lemsterboot,
die hen morgenvroeg over het IJsselmeer naar Lemmer zal brengen.
Van slapen komt die nacht niet veel. Sara moet steeds denken aan de grote gevaren, die hen staan te wachten en dat ze, als ze Friesland tenminste halen, een tijdje alleen bij wildvreemde mensen moet gaan wonen.

Elk voorzien van een klein koffertje met kleren , sluipen ze de volgende ochtend vroeg door de donkere en stille straten van Amsterdam.
Dicht tegen de huizen aan, zodat ze weg kunnen duiken als er onraad dreigt.
Maar zonder dat ze een Duitser tegenkomen bereiken ze de boot en de schipper laat hen vlug binnen.
Via een smal trapje komen ze beneden in de machinekamer, waar in de vloer, onzichtbaar, een luik is gemaakt.

Als het luik wordt opengemaakt ziet Sara een kleine donkere ruimte, waar ze net met z’n vieren in kunnen liggen.
Pas als de boot in Lemmer aankomt en alle andere passagiers zijn vertrokken, mogen ze weer tevoorschijn komen.

Gelukkig verloopt de reis voorspoedig en komen ze veilig, maar een beetje misselijk door het schommelen van de boot, in de haven van Lemmer aan.
Pas ’s avonds als het donker is, sluipen ze van boord en worden daar opgewacht door Tinus, de kolenboer, die met zijn vrachtwagentje in een donker steegje klaarstaat om de familie weg te brengen naar hun onderduikadres.
Via kleine weggetjes en kronkelende zandpaden bereiken ze eindelijk het kleine dorpje De Tike, waar de familie Santema woont in een klein vissershuisje aan de oevers van het meertje de Leijen.
Daar blijven vader en moeder en de kleine Daniël achter.

3. Naar Harkema

Sara gaat met melkrijder de Wind, die al staat te wachten, mee naar de Friese Wouden, naar het plaatsje Harkema en zal daar in haar eentje verblijven tot de drie Engelse vliegers ,die er zitten ondergedoken, zijn vertrokken.
De bedoeling is dat die over een paar weken door mensen van het verzet via België, Frankrijk en Spanje weer naar hun thuisland Engeland worden geholpen, om van daaruit weer mee te vechten tegen de Duitsers.
Als het eenmaal zover is, komen vader, moeder en Daniël ook naar Harkema en zullen ze samen met Sara onderduiken bij de familie de Wind.
Met tranen in de ogen nemen ze afscheid, en na een ” goede reis en tot gauw” verdwijnt de melkwagen met het paard ervoor in de donkere nacht, spaarzaam verlicht door het licht van een bleke maan.
Sara zit weggestopt tussen de melkbussen met een paar paardendekens over zich heen.
Het is koud, ijzig koud, maar ondanks de kou valt Sara tenslotte, door alle vermoeienissen van de afgelopen dagen, in een diepe slaap.
Ze schrikt wakker als ze vanaf de Betonweg het hobbelige pad naar de boerderij van de familie de Wind inslaan.
Moeder de Wind komt vlug naar buiten en tilt de verkleumde Sara van de wagen.
Gauw naar binnen, niemand mag weten dat Sara hier is, want hier vlakbij, op ruim een kilometer afstand , is een groep Duitsers ondergebracht, die dit gebied in de gaten moeten houden.
Niemand mag het weten, want de verrader slaapt nooit.

4. Duitsers in “Herberg It Jachtfjild”

Niet ver bij de familie de Wind vandaan, staat de Duitse soldaat Werner buiten een sigaretje te roken.
Hij is even het gezelschap van z’n maten ontvlucht. Die zitten binnen in Herberg Het Jachtveld de ene na de andere borrel naar binnen te slaan.
Ze kunnen op hun benen bijna niet meer staan, en ook hun
commandant , Feldwebel Reiter, doet vrolijk mee.
Herbergier Bonne Bouma is niet blij met de inkwartiering, zoals dat met een mooi woord wordt genoemd. Hij heeft het maar te slikken dat hij dit stelletje bandieten onderdak moet bieden .
Ze zijn hier naar toe gestuurd omdat in deze omgeving veel terroristen zouden zitten. Nederlanders, die zich bij het verzet hebben aangesloten en ook al overvallen hebben gepleegd op distributiekantoren om voor de onderduikers bonkaarten te bemachtigen.

Het is een groepje fanatieke Wehrmacht-soldaten, dat nergens voor terugdeinst; behalve die ene, wat stille en verlegen jongen, die Werner heet.
Bonne heeft wel gemerkt dat hij niks van Hitler en zijn trawanten moet hebben, maar als de grote Fuhrer je stuurt, dan heb je maar te gaan.
Werner zuigt aan z’n sigaret en staart met een trieste blik naar het oosten.
Daar ergens wonen zijn vrouw Mathilde en zijn dochtertje Lotte. Als ze tenminste nog leven.

Dagelijks komen er immers Engelse vliegtuigen over om de Duitse steden te bombarderen.

Lotte was 5 jaar oud toen Werner de oorlog in werd gestuurd. Op een enkel klein briefje na heeft Werner de laatste 3 jaar niets meer vernomen van zijn gezin.
Wat waren het mooie tijden toen het nog geen oorlog was. Met elkaar Kerstfeest vieren was wel het hoogtepunt van het jaar.
Nu is het al bijna weer Kerstmis ! Een snik ontsnapt aan Werner’s keel, de tranen springen in z’n ogen.

Werner huivert, en dat komt niet alleen van de kou en het verlangen naar huis.
Vandaag is er een bericht binnengekomen dat ze in het diepste geheim, binnen een paar dagen razzia’s moeten houden om onderduikers en ook Engelse piloten op te sporen, die zich waarschijnlijk in deze omgeving hebben verstopt.

5. Afgeluisterd

De volgende morgen is Betsie, de vrouw van Bonne, bezig eieren te rapen in het kippenhok, dat achter de herberg staat , als ze buiten wat gestommel hoort.
Ze gluurt door het kleine stoffige ruitje, en ziet twee soldaten staan die, met de rug naar haar toe , nietsvermoedend met elkaar praten.

Betsie vangt een paar woorden op, maar ze schrikt ontzettend en op haar voorhoofd verschijnt een diepe rimpel.
Ze begrijpt uit de woorden die ze heeft opgevangen, dat er de komende dagen een razzia in de buurt zal worden gehouden.
Oh, maar dat betekent dat de onderduikers gewaarschuwd moeten worden en een goede schuilplaats moeten zoeken, tot het gevaar geweken is.
Betsie pakt gauw het gevulde mandje met eieren en zegt tegen Bonne, die net met een paar Duitse soldaten staat te praten, dat ze voor etenstijd nog even naar het winkeltje moet om de bestelling eieren weg te brengen.
Ze trekt vlug haar schort uit en loopt op haar gele klompen op een sukkeldrafje richting Akke Bochel, die een klein kruidenierswinkeltje heeft.
Maar na een paar honderd meter slaat Betsie een smal paadje in dat naar de Muntsegroppe leidt en na zo’n tien minuten staat ze hijgend bij de achterdeur van het huis van de familie de Wind.
Moeder Lieske komt net naar buiten om de aardappelschillen naar het varken te brengen, en botst bijna tegen Betsie op.
Hijgend vertelt Betsie wat ze heeft opgevangen. Oppassen de komende dagen, de Duitsers jagen steeds feller op onderduikers.
En weg is ze weer om ook andere mensen te waarschuwen; maar dan ziet ze het mandje met eieren wat ze draagt.
Ze draait zich om en duwt gauw het mandje in de handen van Moeder de Wind, die Betsie een beetje verbouwereerd en angstig nakijkt.

6. Toch nog opgepakt ?

Zullen de Duitsers toch nog toeslaan ? Zullen het joodse meisje Sara en de 3 Engelse piloten, waarvan het vliegtuig een paar weken terug door de Duitsers is neergehaald, en die nu die in hun boerderij zijn ondergedoken, toch nog worden gevonden ?
Net nu moeder de Wind via Radio Oranje van Koningin Wilhelmina heeft gehoord dat ze nog even vol moeten houden, en dat het einde van de oorlog in zicht lijkt.

Sara en de Engelse piloten John, Jack en Bill zijn na het alarmerende bericht van Betsie voorlopig ondergebracht in de grote schuur, waar helemaal achterin een groot hol is uitgegraven.
Het hol is voorzien van een paar matrassen en dekens en afgedekt met een paar planken. Daar bovenop heeft de boer een flinke partij lange turven gestapeld. Niemand kan iets zien van het onderduikershol.
Hier moeten ze het een paar dagen zien vol te houden, tot het gevaar van ontdekking is geweken.
Ze krijgen voldoende eten en drinken mee om het de komende dagen te redden, maar het hol is vochtig en het is er behoorlijk koud.
Maar, dagenlang gebeurt er niets, de Duitsers lijken hun plannen niet uit te voeren.
En na vier nachten, die Sara en de drie piloten verkleumd en in het donker hebben doorgebracht, gaan de turven en de planken van het hol en mogen ze zich weer een beetje warmen aan het kleine potkacheltje dat ik de keuken brandt.
Het gevaar lijkt voorbij te zijn.

7. Bijna Kerst

Het is nu bijna Kerst en Sara heeft genoten van de mooie Bijbelverhalen die vader de Wind zo boeiend kan vertellen.
Ze hoort ook over de kleine Heere Jezus, die in de Kerstnacht in Bethlehem werd geboren en de redder zal worden voor alle mensen, die in Hem geloven.
Zo gaan de dagen in alle rust voorbij en is het wachten op het mooie kerstfeest dat ook in huize de Wind zal worden gevierd.
Blij dat ze ook dit jaar weer allemaal zijn gespaard.

Plotseling wordt er hard op de deur gebonkt: “Aufmachen” -Openmaken !! Duitsers !
Familie de Wind met hun twee kinderen en Sara staan als aan de grond genageld. De piloten zijn vanavond teruggegaan naar het hol achter de schuur.
Hebben zij aangevoeld dat de Duitsers vanavond zouden toeslaan ?
Wat nu ?

“Vlug” zegt vader de Wind tegen Sara: “Gauw naar de bovenste zolder en kruip zo ver mogelijk achter in de grote bruine kast en trek de deken, die daar in ligt, over je heen.
Met twee treden tegelijk neemt Sara de trap en duwt het luik omhoog.
Snel kruipt ze door het gat en laat het luik weer zakken.
In de hoek van de zolder staat een grote kast met twee deuren.
Sara trekt aan de linker deur, die vreselijk piept als ze hem openmaakt. Vlug duikt ze achter in de kast zover mogelijk in de hoek en trekt de oude deken over zich heen.
Ze trilt en klappertandt van de spanning.
Sara heeft nog maar net de deur van de kast dichtgetrokken, of ze hoort al het harde geluid van spijkerlaarzen op de tegelvloer in de keuken .
Ze houdt, doodsbang als ze is, haar adem in.

Zes soldaten zijn vanavond op pad gestuurd naar dit adres om te weten te komen of de geruchten waar zijn, dat er hier onderduikers worden verborgen.
Twee Duitsers blijven buiten op wacht staan en twee anderen gaan naar de grote schuur.
De laatste twee, waarvan de ene vloekt en tiert en de andere, soldaat Werner is, die zich lijkt te schamen voor het gedrag van zijn bezopen commandant, gaan het woonhuis doorzoeken.
Angstig zien vader en moeder de Wind en de kinderen toe, hoe elk vertrek op de benedenverdieping grondig wordt doorzocht.
Daarna gaan de Duitsers naar boven en horen ze beneden hoe er daar met deuren wordt geslagen en stevig wordt gevloekt.
Moeder de Wind vouwt de handen en bidt :”Heere God, spaar de kleine Sara “.

Boven aan de trap wordt het luik opengetrokken en Werner wordt de zolder opgestuurd door de bezopen Duitser, die zelf halverwege de trap
blijft staan, en zo net met zijn hoofd boven de zoldervloer uitsteekt. Met bloeddoorlopen ogen die stijf staan van de drank staat hij wankelend op de trap.
Hij moet zich stevig aan de leuning vasthouden om zijn evenwicht te bewaren.
Werner stapt de zolder op en kijkt zoekend rond.
In de kast drukt Sara zich nog dieper tegen de achterwand aan en trekt de deken nog iets verder over haar hoofd.
Nu kan het elk moment gebeuren.
De deur van de kast gaat piepend open, maar er gebeurt even niets. Sara laat de deken een beetje zakken en steekt nu met haar ogen een klein stukje boven de deken uit.

8. Een groot donker litteken

Ze ziet bij het licht van de maan dat door het zolderraampje valt, een Duitse soldaat , die z’n ene hand naar haar uitsteekt en de wijsvinger van de andere hand op zijn lippen legt.
Hij lijkt haar te grijpen en komt zo dicht bij dat ze duidelijk een groot donker litteken kan zien op zijn linkerwang.

Maar………….. hij pakt haar hand en knijpt er heel zachtjes in.
Dan wordt de deur van de kast weer gesloten en de beide Duitsers gaan weer naar beneden.
Het luik valt dicht ! ………………….Het is stil……………
Hoe is het mogelijk ? De Duitse soldaat heeft haar wel degelijk gezien, maar Sara zag ook de vinger op zijn lippen, waarmee hij haar wilde waarschuwen geen geluid te maken.
Sara kan nauwelijks geloven dat ze de dans is ontsprongen en niet is gepakt.

Na nog wat geschreeuw vertrekken alle Duitsers weer. Er is gelukkig niemand gevonden.
Moeder de Wind loopt vlug de trap op en trekt een huilende en bibberende Sara uit de kast.
Ze neemt haar in haar armen alsof ze haar nooit meer zal willen loslaten, en haar hart zingt van blijdschap nu God haar gebed heeft verhoord.
En het is nog wonderlijker als ze van Sara hoort dat de Duitse soldaat haar wel heeft gezien, maar haar niet heeft verraden. Dat hij zo dichtbij kwam, dat ze zelfs de donkere vlek op zijn wang kon zien, maar dat hij haar niet heeft gegrepen.

9. Kerstavond 1944

De dagen gaan voorbij, en de winter heeft Friesland behoorlijk in haar greep.
Zo nu en dan valt er wat sneeuw, maar op kerstavond is de wind gaan liggen en staat de maan vol aan de heldere hemel.
In herberg Het Jachtveld is er weinig te merken van het komende kerstfeest.
Het enige wat bijzonder is dat er door de ingekwartierde Duitsers nog meer gedronken wordt dan op andere dagen.
Werner ziet het tafereel met walging aan, collega’s die zich te buiten gaan aan steeds meer drank.
En de taal die ze uitkramen heeft weinig te maken met de kerstgedachte van vrede op aarde.
Werner trekt in het halletje z’n dikke jas aan en stapt de deur uit. Z’n gedachten gaan naar vrouw en kind, die waarschijnlijk net zo naar
hem verlangen als dat hij verlangt naar Mathilde en Lotte.
Zonder dat hij het zelf in de gaten heeft, loopt hij, in gedachten verzonken, het pad in dat langs de boerderij van de familie de Wind loopt.
Als hij voor het huis langsloopt hoort hij opeens gezang, kerstliederen.

Hij kijkt om zich heen of iemand hem ziet, en sluipt dan stilletjes naar een van de verduisterde hoge smalle ramen van de voorkamer.
Aan de bovenkant van het raam ziet Werner een smalle lichtstreep, er zit een scheur in het verduisteringspapier.
Hij probeert naar binnen te kijken, maar moet op zijn tenen gaan staan om iets te kunnen zien.
Nog iets verder uitrekken, en dan gebeurt het…………….. zijn benen glijden onder hem vandaan door de gladde sneeuw en hij valt met
zijn hoofd dwars door het smalle raam.
In de kamer verstomt het gezang en kijkt iedereen verschrikt naar het rondvliegende glas.
Gelijk horen ze een kreet van pijn die iedereen door merg en been gaat.
Vader de Wind vliegt de gang door en opent de voordeur.
Daar ligt iemand ! Vader knielt neer en ziet dan bij het licht van de maan dat het een jongeman is in een Duits uniform.
Maar hij ziet ook dat er in zijn voorhoofd een diepe snee zit, van waaruit het bloed over zijn linkerwang loopt.
Vlug vist hij uit zijn broekzak zijn grote rode zakdoek en veegt het bloed voorzichtig weg en dan ………………………..is het of zijn hart even stil staat.
Als het bloed is weggeveegd ziet vader op de linkerwang van de Duitse soldaat een groot donker litteken.

10. Toch nog VREDE ??

En dan plotseling dringt het tot hem door dat dit de soldaat is die de kleine Sara bij de huiszoeking van de dood heeft gered. Hij heeft haar een paar dagen geleden niet verraden !
“Moeder, kom gauw “! En met vereende krachten wordt Werner ondersteund en in de kamer op een stoel gezet.
Uit de kast komt een oud laken, waarvan een reep wordt afgescheurd, wat als een tulband om zijn hoofd wordt gezwachteld.
Daarna verdwijnt vader stilletjes naar de bovenverdieping en vertelt aan Sara en ook aan de Engelse piloten, die zich bij het eerste glasgerinkel uit de voeten hebben gemaakt, wat hij heeft ontdekt.
Werner is intussen een beetje bijgekomen en voelt zich een beetje verlegen worden, nu iedereen bezorgd naar hem kijkt.
Stotterend vertelt hij, in een beetje gebroken Nederlands, dat hij kerstliederen hoorde zingen, en dat zijn gedachten als vanzelf naar huis zweefden in het nu zo verre Duitsland.
Hij beleefde in een flits weer de heerlijke momenten die ze als gezin vooral tijdens kerst hebben beleefd.
Werner huilt en zijn hoofd zakt op zijn knieën.
Sara, die net haar hoofd om de hoek van de deur steekt, staat als aan de grond genageld.
Dit is ‘m echt ! Niks geen vijand ! Haar redder, die huilt als een kind.
Langzaam loopt ze naar hem toe en streelt hem zachtjes over zijn haar. Hij kijkt haar aan en snikt.

Als Werner weer een beetje rustig is geworden, gaat moeder naar de keuken en komt terug met voor iedereen een glas warme melk, met daarin een schepje heerlijke vooroorlogse cacao en een klein beetje suiker. Ook mogen ze allemaal eten van heerlijke zelfgebakken koekjes.
Als alles tot de laatste druppel en laatste kruimel naar binnen is gewerkt, neemt vader de Wind de Bijbel.
Hij leest het kerstverhaal, van vrede op aarde. De vrede die al zoveel jaren zover weg leek te zijn.
Die vrede heeft God vandaag in hun harten gelegd. Ook in het hart van het joodse meisje Sara, ook in het hart van de Engelse piloten John, Jack en Bill,
en, hoe wonderlijk, ook in het hart van Werner, de Duitse soldaat.

Aan het eind van de avond kruipt moeder de Wind achter het oude harmonium en begint te spelen.
Iedereen kent de melodie en het duurt maar even, en dan klinkt eerst aarzelend, maar al gauw uit volle borst in drie talen, het Nederlands, Engels en Duits
het prachtige lied: Stille Nacht, Heilige Nacht en daarna het wondermooie” Ere zij God” en ” Vrede op aarde “
Vanavond mochten ze met elkaar een stukje proeven van die Hemelse Vrede die God in Zijn Woord heeft beloofd
De liederen die ze met elkaar hebben gezongen hebben nog nooit zo mooi geklonken en zo’n diepe betekenis gehad als op deze wonderlijke kerstavond.

Einde